Elke zomervakantie ging ik als kind samen met m’n ouders naar Frankrijk. Meestal was het een hele hoop uren rijden, dus ik verzamelde telkens voldoende materiaal in m’n rugzakje, zodat ik me zeker niet zou vervelen… en dat was telkens een hele beleving. Eerst ging ik naar m’n boekenkast om te beslissen welke boeken mee mochten op de reis. Daar was ik best wel streng in, want er konden nu eenmaal ook maar zoveel boeken in die rugzak… en tijdens de heen- en terugreis, zou ik ze waarschijnlijk tweemaal herlezen, mogelijks zelfs driemaal.
Hetzelfde was waar voor muziek. Voordat draagbare cd-spelers waren doorgebroken, was het allemaal te doen met cassettes waar slechts een beperkt aantal liedjes op konden. In tegenstelling tot de boeken, zouden deze liedjes natuurlijk niet zomaar één of tweemaal beluisterd worden, maar een heleboel keer. Dus, met een stuk of drie blanco cassettes die m’n ouders me hadden gegeven, ging ik aan de slag om een playlist voor mezelf te maken met de muziek die ik toen het liefst hoorde, zodat ik ze daarna zou kunnen afspelen met m’n Sony Walkman. Zoals je jezelf wel kunt voorstellen, waren er een heleboel liedjes die ik bijna woord voor woord kende.
Hetzelfde fenomeen herhaalde zich later nog eens, wanneer ik in m’n tienertijd een Zen MP3 speler kreeg, met 8 gigabyte ruimte om muziek op te plaatsen. Ik verzamelde een playlist van zo’n 800 nummers, voornamelijk met hits uit de jaren 70 en 80… en speelde het opnieuw en opnieuw. Het voordeel deze keer was dat het ding een scherm had, waardoor ik kon zien hoe het nummer heette en van wie het was gemaakt. Na een tijdje kon ik dus, bij het horen van een hit uit de jaren 70 of 80, meteen vertellen over welk liedje het ging en van wie het afkomstig was, zelfs bij one hit wonders.
Niet dat ik per se terug wil naar de tijd van cassettes dus, maar ik wou nog eens het punt verduidelijken waarmee ik vorige nieuwsbrief startte: “Repetition is the mother of skill”. Binnenkort is het namelijk examenperiode voor de studenten… en zoals iedereen wel weet zijn er een heleboel mensen die nu zoveel mogelijk er proberen in te proppen op het laatst mogelijk moment. Maar, zoals je waarschijnlijk zelf wel weet uit eigen ervaring, vervliegt dat soort kennis bijna even vlug, alsof het een flesje ether is die per ongeluk bleef openstaan.
Nu, wanneer ik deze nieuwsbrief schrijf, is het vrijdag 19h17 en m’n bladwijzer duid aan dat ik pagina 234 heb bereikt in de biografie van Steve Jobs. Vaak lees ik een stuk of twintig-dertig pagina’s en dan leg ik het weer neer. Hoewel ik perfect zou kunnen verder lezen, merk ik dat m’n concentratie subtiel is gezakt onderweg… en ik wil niet gewoon passief het materiaal lezen, maar actief meedenken en mezelf (en andere denkers) in vraag stellen. Toen ik jonger was, bekeek ik leessnelheid als een soort competitie… en hoe vlugger je las, hoe beter. Tegenwoordig bekijk ik het zoals wijnproeven. Daarmee bedoel ik dat het beter is om je tijd te nemen en te genieten van de hele ervaring, in plaats van het gewoon zomaar ad fundum binnen te kappen.
Zo las ik opnieuw het stukje over NeXT, het computerbedrijf dat Steve Jobs oprichtte, nadat hij werd buitengetrapt bij Apple. Stel jezelf even in de plaats van Jobs. Je hebt een nieuw computerbedrijf opgericht… en hoewel je een heleboel leuke ideeën hebt, zal het nog een hele tijd duren tegen de computer zal uitkomen, want je probeert iets bijzonders te creëren. Dat betekent dat je dus een heleboel van je eigen geld er in zal pompen… en dat het nog een tijdje duurt voordat je er ook maar iets van terugziet. Ondertussen moet je kijken voor een logo. Wees eens eerlijk, wat zou jij doen?
Hier is mijn veronderstelling. Je kijkt naar de verschillende designers en hun portfolio. De goedkoopste designers, nog maar net uit het school, leveren (waarschijnlijk) werk af van matige kwaliteit, gezien hun gebrek aan ervaring. De beste designers ter wereld leveren goed werk af, maar ze zijn zodanig veel duurder, dat je jezelf zou afvragen of het wel de moeite is om zoveel te betalen voor iets wat eigenlijk neerkomt op lijntjes op papier, een tekening. Bovendien is het moeilijk om met zekerheid te zeggen hoeveel een logo écht oplevert, want je kunt het niet op een betrouwbare manier nagaan. Zelf zou ik waarschijnlijk dus een designer te vinden die ergens een evenwicht biedt tussen prijs en kwaliteit.
Wel, dat is niet wat Jobs deed. Zijn instinct was om meteen naar een van de beste designers ter wereld te stappen. Z’n naam was Paul Rand… en hoewel z’n naam je waarschijnlijk niets zegt, heb je waarschijnlijk z’n logo’s al gezien, o.a. voor IBM, ABC, Ford etc. Jobs betaalde hem uiteindelijk honderdduizend dollar om het logo van NeXT te ontwerpen.
En hier is dan het logo, waar Jobs honderdduizend dollar voor betaalde:
Het is natuurlijk mooi, maar ik neem je het niet kwalijk als je vindt dat er betere manieren waren voor Jobs om z’n honderdduizend dollar te spenderen. En misschien ben jij niet meteen van plan van iets op te richten waarvoor een logo van honderdduizend dollar voor nodig is, maar je kunt zeggen wat je wilt over Jobs… een complete idioot was hij niet. Waarschijnlijk bekeek hij het als een investering die uiteindelijk wel z’n geld zou terugverdienen. Denk maar aan wanneer hij potentiële investeerders zou proberen te overhalen om geld te pompen in z’n nieuwe bedrijf. Dan is het best handig dat je een logo hebt dat vertrouwen opwekt, in plaats van iets dat eruitziet alsof het zo goedkoop mogelijk in elkaar werd geknutseld. En het doet me ook afvragen of hij terloops vermeldde aan potentiële investeerders dat z’n logo kwam van dezelfde ontwerper die het logo van IBM had gemaakt. Of vermeldde hij het subtiel in een of andere brochure?
Geen idee. In elk geval, het valt me op hoe we graag zo vlug mogelijk een duidelijke return-on-investment willen zien bij wat we doen. Alles wat daartegenin gaat is moeilijk om te verdedigen… en toch denk ik niet dat Jobs de verkeerde beslissing daarmee heeft gemaakt. Dit hele gedoe doet me ook denken aan de vele steden die geld steken in kunstprojecten en dure architectuur waar een duidelijk aantoonbare return-on-investment niet meteen bestaat, maar waarvan we wel weten dat – mits het gaat over goedgekozen projecten – het wel iets doet voor het imago van een stad en dat het toerisme uiteindelijk wel ermee wordt opgekrikt.
Soms kun je nu eenmaal niet honderd percent zeker weten of je inspanningen of investeringen iets zullen opleveren… en toch moet je vertrouwen op een combinatie van gezond verstand en intuïtie om de sprong te wagen, in de hoop dat het iets opbrengt in de toekomst. Het is de enige manier, want het alternatief is ter plaatse staan trappelen. Food for thought.
Met vriendelijke groet
Vincent J. Dancet
PS Vandaag is het aan Stan Jacobs om te vertellen over zichzelf: